The Spring Quartet

Jack DeJohnette, Joe Lovano, Esperanza Spalding, Leo Genovese - The Spring Quartet, locatie: Muziekgebouw aan 't IJ, productie: Bimhuis, 24 maart 2014

Als je een ideale jazzband mocht samenstellen, dan zou je zomaar uit kunnen komen bij het gezelschap dat vanavond op het podium van Muziekgebouw aan 't IJ staat. Slagwerker Jack DeJohnette is al gedurende decennia een van de invloedrijkste muzikanten, die talloze jonge drummers heeft geïnspireerd. Als original  werkte hij mee aan het album Bitches Brew  van Miles Davis, dat een mijlpaal betekende in de jazzgeschiedenis. Saxofonist Joe Lovano wordt gerekend tot de top van tenorblazers met zijn authentieke, kenmerkende geluid. Jaren lang was hij toonaangevend in het opnemen van albums voor Blue Note Records. Esperanza Spalding zingt, speelt bas en komt uit een geheel andere tijd met haar 29 jaren, maar staat volop in de schijnwerpers. Met al een Grammy op haar conduitestaat ligt de toekomst voor haar open en kan zij zich ontwikkelen tot een icoon van een jongere generatie. Uit haar eigen band neemt zij de Argentijnse pianist Leo Genovese mee, die daarin een prominente rol speelt. 

Tezamen vormen zij The Spring Quartet, dat sinds begin dit jaar door de Verenigde Staten en Europa trekt. Het is niet verwonderlijk dat de vier elkaar gevonden hebben, want leden van het kwartet speelden al eerder samen, in wisselende samenstellingen. Blijft de vraag hoe deze muzikanten als groep samenspelen; een sterbezetting is nog geen garantie voor een uitblinkende teamprestatie. En daar zit hem precies de angel. Geen van vieren stuwt een ander op tot grotere hoogten en het samenspel krijgt geen meerwaarde door inspirerende verbinding. Genovese wil graag swingen, maar hij krijgt alleen Spalding mee. Soms gaat het wel eens los, maar dan vooral dankzij de twee jongelingen. De twee veteranen zijn niet zo van de swing en juist daarin kan de opwinding liggen. Lovano gaat verderop in het concert wel steeds losser spelen, maar het vuur komt vooral van de jonge Argentijn.

Opmerkelijk, want DeJohnette staat toch bekend als een energieke drummer, die behoorlijk kan domineren. Dat doet hij nu ook wel, maar alleen op de momenten dat het kan. Met gesyncopeerde ritmes brengt hij feilloos getimede accenten aan. Vanaf een robuuste verhoging en omgeven door blinkend metaal overziet hij het gezelschap en spreekt hij het publiek toe. Dat blijft bij aan- en afkondigingen van de nummers, die afkomstig zijn van de bandleden zelf en deels voor deze formatie zijn geschreven. Lovano leverde de meeste, hij speelt vooral tenorsaxofoon, waarop hij een forse klank bereikt zonder bijgeluiden. Hij weet steeds weer reeksen noten tot melodieën te formeren, waardoor zijn solo's helder en volgbaar blijven. Hoe snel de noten elkaar ook opvolgen, ze hebben altijd samenhang.

Spalding oogt iel achter de grote klankkast van de contrabas, maar ze heeft het instrument volledig in haar macht. Haar spel ziet er elegant uit en zo klinkt het ook. Ze hanteert ook nog even de altsax. Haar stemexperimenten zijn aardig, net als die van DeJohnette, maar voegen weinig toe. De fusion en freejazz waar de drummer en rietblazer groot mee zijn geworden, blijven achterwege. Die hadden wellicht voor wat meer spanning kunnen zorgen.