Surinam Music Ensemble Reunited & Bennie Maupin, Bimhuis Amsterdam, 7 januari 2011
Voor zover er al sprake is van een Surinaamse muziekscene, is Surinam Music Ensemble daarvan toch wel het neusje van de zalm, met louter prominenten binnen de band. Bijeengekomen in 1981 na een telefoontje van Paul Acket, die drummer Eddy Veldman benaderde voor een optreden op North Sea Jazz, ontwikkelde het ensemble de Paramaribop, een mengeling van westerse jazz en traditionele Surinaamse stijlen. Inmiddels zijn de muzikanten na een lacune van ruim twinitig jaar herenigd en maakten ze er in het Bimhuis als vanouds een feestje van.
Dat laat evenwel lang op zich wachten, pas tegen middernacht barst de viering los. De eerste nummers zijn bedachtzaam, aftastend, alsof de muzikanten op hun tenen moeten lopen om niet een slapend kind te wekken. De sfeer is dan fijn, gedragen. Er gaat ook het een en ander mis, gitarist Franky Douglas wisselt midden in een solo van instrument en een solo van rietblazer Bennie Maupin eindigt niet lekker. Er zijn wat haperingen en na improvisaties van afzonderlijke bandleden hebben de anderen soms moeite de draad op te pakken. Maar in het algemeen zijn de automatismen en empathische vermogens nog niet uitgevlakt.
Een verhaal apart is basklarinettist, tenorsaxofonist en altfluitist Maupin. Hij werkte mee aan twee legendarische albums uit de jazzgeschiedenis. Op Bitches Brew van Miles Davis en Headhunters van Herbie Hancock is zijn deelname wezenlijk. Hij heeft zich nooit als bandleider geprofileerd, maar zijn invloed is evident. Hij beschikt over een donkere, wat zwoele sound en past als gastspeler goed bij het Surinam Music Ensemble, dat wel gewend is aan allerlei kostgangers. Maupin maakt aanvankelijk een wat norse indruk, maar vooral in de interactie met fluittist Ronald Snijders toont hij herhaaldelijk een lach.
Snijders lijkt er nog het meeste zin in te hebben. Hij toont elan en bevlogenheid en zijn solo's zijn spannend. Als bassist Pablo Nahar een funky riff inzet, pakt Snijders bij percussionist Ponda O'Bryan een tamboerijn vandaan en begint daar enthousiast mee te fonkelen. Toetsenist Glenn Gaddum vult de ruimtes in die anderen open laten en weet enorm te swingen met zijn geïnspireerde pianistiek. Afwisselend is er minimalistisch, zachtjes gebracht spel met sferische elementen. Pas als er een traditioneel Surinaamse tune wordt ingezet, komen band en publiek echt in beweging. Maar er is expliciete aanmoediging van drummer Veldman voor nodig om de toeschouwers uit de stoelen te krijgen. Dat is dan ook een betrekkelijk unicum in het wat plechtstatige jazzhuis.