North Sea Jazz Festival, Ahoy Rotterdam, 6, 7, 8 juli 2012
Enige jaren geleden werd North Sea Jazz uitgeroepen tot beste popfestival van Nederland. Dat is tekenend. Ook in 2012 vermeldt het affiche een fors aantal popnamen. Belangrijke acts als Lenny Kravitz, Van Morrison en Rufus Wainwright belichamen de noodzaak van verregaande commercialisering en moeten het grote publiek naar Rotterdam trekken. Maar de echte jazzliefhebbers komen wel degelijk aan hun trekken. Het aanbod is nog altijd voornamelijk jazzgerelateerd met minder of meer bekende namen in alle mogelijke subgenres.
Iedereen kan zijn eigen North Sea Jazz Festival samenstellen, want er moet gekozen worden. Kill your darlings. Een bruikbaar criterium is dat de meer popgeoriënteerde en de echt grote publiekstrekkers links blijven liggen en het avontuur wordt opgezocht. En waar vind je dat meer dan bij het openingsoptreden van de jonge Tilburgse gitarist Bram Stadhouders, die dit jaar de compositieopdracht van het festival heeft gewonnen. Hij is een van de opvallendste verschijningen in het jazzcircuit met zijn minimalistische staccatospel, dat een volstrekt uniek geluid oplevert. Hij treedt aan met acht leden van het Nederlands Kamerkoor en zijn eigen band met toetsenist David Hoogerheide en drummer Onno Govaert. De muziek klinkt enorm ruimtelijk en open, en kan bij vlagen overweldigen. De klanken van gitaar en koor kleuren fraai bij elkaar. Een terechte winnaar en prachtige opening van het festival.
Nieuwe ster zanger Gregory Porter maakt zijn tegenwoordige status helemaal waar. In een afgeladen zaal bouwt hij met een uitstekend ensemble een feestje, waarbij hij zijn bandleden volop ruimte geeft. Vooral zijn saxofoonspeler, Yosuke Sato, profiteert daarvan met zijn parade van soepele noten. Hoewel Porter toch echt wel als jazzvocalist ingeschaald kan worden, zijn invloeden uit soul en gospel onmiskenbaar. De man is beslist een aanwinst op de internationale podia.
Trombone Shorty is ook een nieuw fenomeen, dat in enkele jaren een enorme faam heeft opgebouwd. De 23-jarige Amerikaan brengt een mengsel van jazz, funk en hiphop en creëert daarmee een geheel eigen geluid. Het swingt altijd. Trombone Shorty krijgt de massieve massa volop in beweging, een heerlijk optreden.
Als afsluiting van de vrijdag een optreden van het Tom Rainey Trio. Dit impro-ensemble bestaat uit de prominente muzikanten Ingrid Laubrock op saxofoon, Mary Halvorson op gitaar en drummer Tom Rainey. Het gaat hier om piepknor van de betere soort, bij deze meesters van de vrije improvisatie. Als de ideeënstroom even opdroogt, draait Rainey zelf steeds de kraan weer open. Toch wel fijn om in de kleinschaligheid van een intieme zaal de eerste avond af te sluiten.
De zaterdag begint met het Nederlandse trio Tin Men & the Telephone. Deze band met new urban jazz integreert geluiden uit de alledaagse, moderne werkelijkheid in zijn performance. Op vooral ongepaste momenten klinken teksten van telefoongesprekken, voice mail-berichten en routeplanners. Zo wordt met banale berichten ingebroken in de gevoeligste ballads, met vaak hilariteit onder het publiek als resultaat. Ondertussen wordt er ook nog prima gemusiceerd door het drietal.
Het New Yorkse Rudder straalt een bravoure uit, die zich vertaalt in een chronische ontlading van een enorme stuwingskracht. Een storm steekt op en gaat niet meer liggen tot de buitenissige hoed van kopman Henry Hey in de coulissen is verdwenen. Zelfs in de ballads blijft het niet windstil. Het kwartet klinkt wat academisch met zijn technisch perfectionisme, maar brengt anderzijds met zijn grungejazz haast dierlijk aandoende gemoedsbewegingen tot uiting.
The More Socially Relevant Jazz Music Ensemble van briljante jongelingen Reinier Baas en Ben van Gelder rijgt iedereen en alles aan elkaar. Arctic Monkeys ontmoet Ravel, ontmoet Ornette Coleman, zoiets. De geslepen composities van Baas zijn de grondslag, maar ook het Great American Songbook blijft niet onbesproken. Hier hoor je de toekomst van de jazz. En die wordt mede bepaald in Nederland.
Maar het spetterende slotstuk komt van Oumou Sangaré en Bela Fleck. De New Yorkse banjospeler Fleck is opgegroeid met bluegrass, maar vattte enkele jaren geleden interesse op voor het westen van Afrika. Hij ontmoette de Malinese zangeres Sangaré, waarna hun treffen muzikaal werd verzilverd. De combinatie van banjospel en Afrikaanse ritmes en harmonieën is ongehoord sensationeel. Een hoogtepunt van het festival. Hoewel er nog optredens volgen van Benjamin Herman en Archie Shepp, lijkt hiermee het feest wel ten einde. Tijd om vanuit het Walhalla op aarde terug te keren.