Nik Bartsch

Interview Nik Bärtsch / pianist / componist / bandleider / 14 april 2016

"Ik ben niet religieus, ik ben spiritueel." De Zwitserse pianist, componist & bandleider Nik Bärtsch hangt niet een bepaalde godsdienst aan, maar houdt zich wel bezig met het exploreren en ontwikkelen van zijn diepere zelf. "Ik wil mijn persoonlijkheid trainen." Dat is onlosmakelijk verbonden met zijn manier van musiceren, want het omvat zijn hele bestaan. Om zich optimaal te kunnen concentreren op de muziek, beoefent hij Aikido, een artistieke vorm van oosterse krijgskunst, die gericht is op harmonie en niet op agressie. "Het is een fysieke training, waarbij je beoogt contact te maken met een partner of een groep. Ik heb een half jaar in Japan gewoond, waar ik ook zenmeditatie heb beoefend. Het lijkt allemaal erg serieus, maar het is feitelijk een grappige manier van ontwikkeling, met een absurd gebruik van taal en een hoop humor."

Zijn werk met het kwartet RONIN wordt wel zenfunk genoemd. "Dat is een ongewone combinatie. Het is eigenlijk een paradox, met de kalmte van zen en de groove van funk." Het levert een interessant contrast op met veel spanning die gegenereerd wordt door minimalisme tegenover complexe ritmes. Op het eerste gehoor lijkt de muziek simpel, maar wie beter luistert ontdekt diepere lagen met afwijkende maatsoorten en onderliggende ritmische structuren. "Het is voor mij een enorme uitdaging om ingewikkelde vormen simpel te laten klinken. Ik wil geen muziek maken voor een paar freaks, maar op een intelligente manier toegankelijk zijn. Het is voor mij een schrikbeeld om publiek te verliezen doordat mijn stukken te gecompliceerd zouden zijn. Het is de kunst om populair en tegelijkertijd arty te zijn. Bij  mijn multimediale projecten maak ik gebruik van dans, al dan niet bewegend beeld en lichtshows. In Abu Dhabi deden we een performance die 27 uur duurde gedurende drie dagen. In Zürich bouwden we een podium in het water voor een spektakel met het Zürich ballet. De basis is mijn band MOBILE, eventueel aangevuld met strijkers. We willen de kunsten bijeenbrengen."

Wat dat betreft bevinden we ons tijdens het interview met Bärtsch in de perfecte omgeving. Het gesprek vindt plaats in het Rotterdamse Nhow Hotel, dat ontworpen is door architect Rem Koolhaas. Via het prachtige, moderne treinstation van de Maasstad voerde de reis met gloednieuwe metrostellen naar de Kop van Zuid, om in het futuristisch restaurant van het hotel te belanden, waar je je in het jaar 3000 waant. Even verderop in Lantaren Venster heeft Bärtsch die avond een optreden met zijn ensemble MOBILE, de akoestische versie van RONIN, maar met een andere drummer. De band treedt ook op in een uitgebreidere vorm met strijkers, MOBILE Extended. Dat is ook de formatie die het album Continuum inspeelde, dat afgelopen voorjaar verscheen en dat Bärtsch in 2016 in Europa en de Verenigde Staten tijdens  tournees presenteerde. Eerder deze week stond hij in Zürich en Berlijn en afgelopen avond deed hij nog het Tilburgse Paradox aan. "De zaal was bomvol en de toeschouwers reageerden enthousiast. Ik houd erg van toeren, vanwege het contact met het publiek op de plekken waar de mensen wonen. Ondanks internet blijven ontmoetingen in het echte leven toch essentieel en de belangrijkste vorm van communicatie. Om die reden wil ik zoveel mogelijk op het podium staan en steden bezoeken. Daarbij komt dat veel spelen de beste manier is om te groeien als groep."

Om die reden staat Bärtsch in principe elke maandagavond in Club Exile in zijn hometown Zürich. "Het is een club waar zo'n driehonderd man in past, voorzien van state-of-the-artapparatuur. Ik speel er zowel met RONIN als met MOBILE en soms met RONIN Rhythm Clan, mijn band met gitaar en blazers waarmee ik vorig jaar op North Sea Jazz stond. Soms ook hebben we gasten, zoals onlangs Bugge Wesseltoft." Bärtsch werkt sowieso altijd met vaste collega's en vrienden Kasper Rast en Sha, respectievelijk op drums en percussion, en op (contra)basklarinet. Rast kent hij al vanaf zijn tiende, Sha kwam in de band toen Bärtsch achttien was. "We werken hard aan onze gezamenlijke houding. De avonden in Exile hebben de functie van een laboratorium, tijdens de tournees moet het zich allemaal bewijzen. Ik ga dan op reis met een duidelijk doel, niet alleen om mijn muziek over het voetlicht te brengen, maar zeker ook om mensen te bereiken en te ontmoeten, ik wil daar moeite voor doen." Bärtsch benadrukt het herhaaldelijk: het gaat hem om werkelijke relaties met mensen, in weerwil van internet.

De sessies in Club Exile hebben ook de functie van openbare repetities, als hij dan het materiaal van nieuwe composities doorneemt. "Ik ben eigenlijk doorlopend aan het componeren, omdat de ideeën blijven komen. Ik heb vaak sketches in mijn hoofd die ik uitwerk op de piano. Soms heb ik alleen een soort concept voor een ritme dat ik op drums speel. Ik verwerk mijn ideeën digitaal waarbij ik alles zelf inspeel. Dat stuur ik dan naar mijn collega's, waarna we de nieuwe songs op de maandagavonden doornemen. Pas na enkele jaren nemen we eventueel het nieuwe materiaal op."

"Zo is dat ook gegaan met de nummers voor het album Continuum, dat een conceptplaat is. Continuum is akoestisch en gezamenlijk in één ruimte opgenomen, ik noem het modern groove chamber music, waarbij hedendaags klassiek en groove bijeenkomen. De verschillende songs hebben geen titels, maar zijn genummerde modules, omdat ik gebruikmaak van modulaire technieken. Ik houd van neutrale titels, technische namen die het publiek geen hint geven over de inhoud van een song. Ik ben gewoon begonnen met nummer 1 en zit nu op nummer 62. Soms combineer ik bepaalde nummers die dan weer een nieuw geheel vormen. Vandaar dat je bijvoorbeeld module 8_11 aantreft op het album. Met de nummering wil ik de poëtische vrijheid volledig openlaten."

"Die vrijheid bevindt zich evenwel altijd binnen grenzen van beperking. Feitelijk ben ik zeer gedisciplineerd. Improvisaties vinden vooral live plaats. We spelen niet echte solo's, maar voeren bewegingen uit binnen het collectief, waarbij we ons vrijheden veroorloven binnen de vorm. Het publiek weet vaak niet of het compositie is of improvisatie en realiseert zich niet wie op een bepaald moment de leiding heeft. Het is allemaal compositie, improvisatie en interpretatie op hetzelfde moment. Ook de klassieke componisten deden aan improvisatie, ik wil in die traditie staan. Het gaat niet om revolutie, maar om evolutie. Ik wil altijd aan de traditie refereren. Stravinsky was een avant-gardist, maar werd door moderne collega's als Webern en Schönberg conservatief genoemd, omdat die radicaal met de bestaande vormen wilden breken. Dat wil ik niet. Het gaat mij erom een dialect te ontwikkelen in een bestaande taal."

Dat dialect wordt in Nederland goed verstaan. "De Hollanders hebben een open houding met hen allen in dat kleine land. Jullie bezitten veel cultuur, niet alleen in Amsterdam, maar ook in andere steden. We spelen hier vaak. Nederland heeft een prima muzikaal klimaat, waarbij er connecties zijn tussen de verschillende stromingen. In het algemeen zijn veel mensen in ons geïnteresseerd. We hadden in het Concertgebouw de première van een stuk van mij voor koor en piano, dat was een groot succes, zeker ook vanwege de prachtige sound. Ik houd ervan om klanken te mengen en bijzondere instrumenten te combineren, waardoor een nieuwe muzikale taal kan ontstaan. Ritmiek is sinds Stravinsky essentieel. Uiteindelijk gaat het om begrip van compositie én improvisatie. Dat vereist een hoop training. Die heb ik er graag voor over."