Kneebody

Kneebody, Bimhuis Amsterdam, 7 april 2012

Het was invallen en wisselen bij de personeelsbezetting van de band Kneebody in het Bimhuis. De bassist had elders verplichtingen, de drummer nam diens plaats in en gastspeler Mark Guiliana zat achter het slagwerk. Een kleine stoelendans waarbij de ene uitvaller al vast stond.

De grote vraag was wat deze ingrepen voor effect zouden hebben op het optreden. Dat heeft het vooral in positieve zin door de performance van virtuoos Guiliana, die een massief geluid koppelt aan wendbaarheid en verfijning. Hij heeft de kracht van een rockdrummer en de souplesse van een jazzmuzikant. Op de randen van zijn snaredrum en staande tom gaat het vaak van rikketik, terwijl hij op de bassdrum doorbeukt. Zijn voorliefde voor syncopes is evident. Kneebody zou wensen dat Guiliana meer dan een gast was.

De onvolkomenheden die de tijdelijke formatie ook heeft, hebben wel hun charme. Want wie stoort het dat de bandleden elkaar soms muzikaal even kwijtraken en de ander moeten zoeken, dat trompettist Shane Endsley een inzet na een paar maten smoort of dat de band soms onbedoeld stil valt. Het zijn imperfecties die de menselijke maat aangeven en een indicatie vormen voor de levendigheid van het spel. En als de band eenmaal op dreef is, dan loopt het ook gesmeerd.

Kneebody absorbeert allerlei stijlen. Niet alleen slaan zij een brug tussen jazz en poprock, ook gebruiken zij elementen uit moderne gecomponeerde muziek. Soms klinkt een soundscape, zonder muzikale vorm, puur op klank gericht. De band heeft een eigen geluid, waarbij de wrede klanken van Adam Benjamin op toetsen essentieel zijn, van een voedingsbodem voorzien door de onwrikbare Guiliana en beweeglijke bassist Nate Wood. 

De muziek is strak gestructureerd, en laat weinig ruimte voor vrij spel. Wel kan tenorsaxofonist Ben Wendel flink uithalen, tot John Coltraneachtige proporties. Überhaupt gaat de meeste aandacht uit naar de blazers, die vrijwel voortdurend de solopartijen voor hun rekening nemen. Er lijkt niet alleen sprake te zijn van een strakke structuur, maar ook van een afgemeten regie. Het afsluiten van de nummers is veelzeggend: of ze krijgen een fade-out, of ze tuimelen onverwachts in een afgrond.

Het laatste nummer is een heuse uitsmijter, het doet de hoogtijdagen van de rock in begin jaren zeventig herleven. Kneebody klinkt in dit stuk als een band die al jaren bij elkaar is, dat is toch een knappe prestatie voor een groep die hier als een soort gelegenheidsband het maar moet doen.