John Scofield Trio, Bimhuis Amsterdam, 28 oktober 2012
Gitarist John Scofield heeft nooit hoeven teren op zijn samenwerking met Miles Davis. Vaak ontlenen jazzmuzikanten status aan het spelen met beroemde collega's, die van Scofield is evenwel helemaal aan de man zelf te danken. Hij behoort al decennia lang tot de belangrijkste jazzgitaristen en bezit die positie vooral door zijn authentieke, herkenbare geluid.
Gisteravond stond de gitarist in een uitverkocht Bimhuis. Eerder dit jaar stelde hij op North Sea Jazz nog teleur door het duel met collega Kurt Rosenwinkel uit de weg te gaan, maar met zijn eigen trio heeft hij dat dillema niet. In Amsterdam voldeed hij ruimschoots aan de verwachtingen in een programma met zindering en diepe emotionaliteit, met warmte en lucht.
Scofield treedt aan met oudgediende Steve Swallow op akoestische basgitaar en Bill Stewart op drums, een uitgelezen stel, dat genoeg persoonlijkheid heeft om zichzelf te profileren en ook hun bandleider kan laten schitteren. Het repertoire omvat vooral oud en nieuw materiaal van de gitarist zelf, aangevuld met een enkel nummer van Swallow of jazzcoryfee Carla Bley. Geworteld in de jazz en blues heeft Scofield een eigen stijl ontwikkeld met talloze composities tussen gospel en fusion.
Soms kan zijn geluid ruisen, soms kan het zingen, toch is het altijd Scofield die aan het woord is, met die weergaloze timing. Zijn sound is ruw, maar niet ruig. Via effecten speelt hij in het nummer Chicken Dog fellere en doordringende tonen, vooral houdt hij het echter bij zijn eigen klank. Er zijn van die typische 'Sco-akkoorden' waar hij de rechten van gekocht lijkt te hebben. Natuurlijk is de apparatuur voor een groot deel debet aan het gitaargeluid, maar het zijn wel de spullen die hij zélf met de grootst mogelijke zorgvuldigheid heeft gekozen en die hij zélf bespeelt.
Scofield construeert soms muzikale bouwwerken die hij even makkelijk weer ontmantelt, vaak put hij de mogelijke variaties die thema's bieden volledig uit. En er is altijd die soepele, overtuigende stijl waarbij elke noot goed terecht komt. De show wordt zorgvuldig opgebouwd; gas terugnemen en even later het pedaal weer vol intrappen. Als je denkt dat het hoogtepunt wel geweest is, dient het volgende zich alweer aan. Dat neemt niet weg dat de apotheose royaal voor het einde ligt, bij het twintig jaar oude nummer Twang, waarin naast de man zelf ook de ritmetandem excelleert. Als in de prachtige toegift een breekbare, intieme gospel klinkt, weet iedereen dat het mooi is geweest.