Jeremy Pelt Quintet, North Sea Jazz Club Amsterdam, 14 september 2012
Als op latere leeftijd nog steeds het predikaat 'veelbelovend' aan je kleeft, heb je toch iets fout gedaan. Zo erg is het niet gesteld met de Amerikaanse trompettist Jeremy Pelt (35), maar het is toch opmerkelijk dat hij al vijf opeenvolgende jaren is uitgeroepen tot rising star door het gezaghebbende tijdschrift Downbeat Magazine. Die ster zou dan inmiddels hoog aan de hemel moeten staan fonkelen, zou je zeggen. En dat is ook zo, Pelt bevindt zich in de hogere regionen van de internationale jazzwereld, heeft ondertussen tien albums op eigen naam uitgebracht en zwermt uit over de hele wereld met zijn muziek. Amsterdam is nog niet doordrongen van zijn sterstatus, want de North Sea Jazz Club is op deze vrijdagavond niet uitverkocht.
Het Jeremy Pelt Quintet heeft er zojuist een autorit van zeven uur opzitten vanuit Zuid-Duitsland. Dat lijkt er de voornaamste reden van te zijn dat de band niet op de toppen van zijn kunnen opereert. De muzikanten ogen niet optimaal vitaal, wat zich ook weerspiegelt in hun spel. Alleen jonge hond Jonathan Barber lijkt nergens last van te hebben. Zijn gretige drumwerk klinkt energiek en levenslustig, met veel slagen op de bekkens en dynamische breaks. Saxofonist JD Allen daarentegen lijkt wat routineus te staan blazen. Zijn partijen kenmerken zich door een kabbelende cadans. Hij wandelt van noot tot noot, slechts af en toe zet hij er een ferme pas of een sprint in. Bij hem hebben de noten evenveel waarde en betekenis, waardoor het nooit gevarieerd of spannend wordt.
Pianist Xavier Davis weet wel te boeien. Zijn handen zweven sierlijk over het klavier, en het klinkt zeer muzikaal. Hij speelt alle beschikbare ruimte vol, dat is dan weer jammer. Swingen doet het wel. Als bewaker van de beat houdt bassist en oudgediende Dwayne Burno met uiterste precisie de groove in de gaten. Zijn klanken zijn vaak ook smeuïg en plastisch, beslist niet doorsnee.
En Pelt zelf? Hij lijkt niet in topvorm, ondanks de exacte articulatie van zijn tonen en de dynamische beheersing van zijn instrument. Met zijn gestopte trompet staat hij soms op bijtende wijze tegen de noten in het hoge register aan te duwen, maar echt overtuigen wil het niet. In de tweede set volgt er nog wel een mooi gedragen, introspectief stuk, waarin de intensiteit kan groeien. Magie blijft echter uit. Na dit optreden kan de band niet lang uitrusten, want een volgende reis wacht alweer.