Jef Neve Trio

Jef Neve Trio, North Sea Jazz Club Amsterdam, 29 juni 2012

Wat is het Amsterdamse publiek toch beschaafd. Was onlangs de wereldberoemde saxofonist James Carter nog chagrijnig omdat zijn optreden in de North Sea Jazz Club tot een achtergrondact werd gereduceerd, afgelopen vrijdagavond was pianist Jef Neve zeer te spreken over zijn toehoorders. De aanwezigen hielden zich keurig aan de afgekondigde huisregels door zich muisstil te houden en alle hoofden naar het podium te richten. De diners waren dan ook al geconsumeerd en de gesprekken konden plaatsmaken voor een aandachtig luisteren. Wel werd er tussen de tafeltjes besteld en bediend, maar dat gebeurde met grote omzichtigheid. Het bedienend personeel was zelfs zo attent om bij elke ingezette ballad de zoemende airconditioning uit te schakelen. Carter had deze ambiance zeker ook verdiend, maar hij had dan weer de eer om de nieuwe club te openen met het eerste officiële optreden.

Inmiddels is het de beurt aan het Belgische Jef Neve Trio. Neve is enthousiast over de nieuwe speelplek en onder de indruk van het gehele Westergasfabriekterrein. Hij voldoet aan twee belangrijke criteria van het hier gevoerde programmeringsbeleid, want hij is gevestigd en spraakmakend. Experimentele muziek, impro, avant-garde of freejazz worden hier niet gauw  geboekt. Neve is voor een breed publiek aantrekkelijk met zijn melodieuze en groovende klanken, die de reflecterende luisteraar zeker ook diepgang bieden. Vanavond speelt hij vooral materiaal van zijn nieuwe album, dat in oktober uitkomt. Neve opent voorzichtig, solo op  piano. Gaandeweg ontwikkelt zich een cadans met grote melodische pracht en pulserende beweeglijkheid. Het nummer golft voortdurend op en neer met vertragingen en versnellingen en een deinende dyamiek. The Space we need  is de titel en het is afkomstig van de cd Imaginary Road uit 2010, een beproefde binnenkomer.

In de daarop volgende ballad toont Neve zijn ontvankelijkheid voor schoonheid, gevat in een vlekkeloze techniek. In de ingetogen stukken schemert zijn klassieke achtergrond door, sommige composities klinken daardoor meer als nocturnes dan als jazzballads, hoewel improvisatie een belangrijke factor blijft. Het trio kan ook flink swingen, met nieuweling Sean Fasciani op contrabas en oudgediende Teun Verbruggen op drums. Tegen het eind van de uptemponummers gooit Verbruggen er steeds een aantal syncopes tegenaan, een opmerkelijke gewoonte. Het slotnummer zindert, met repetitieve pianoakkoorden, veel stuwing door de bas en driftige breaks op het slagwerk. Natuurlijk is dit de opmaat voor een toegift. Maar de mensen beginnen niet te scanderen, ze klappen keurig in de maat, zoals het een beschaafd publiek betaamt.