Han Bennink

Han Bennink Trio, Bimhuis Amsterdam, 20 april 2011

Jazz houdt je jong, als je tenminste niet voortijdig doodgaat. Wat dat betreft levert het genre sprekende voorbeelden op, denk bijvoorbeeld aan Dave Brubeck, Sonny Rollins, Roy Haynes of Rita Reys. Zó oud is drummer Han Bennink nog niet en zo oud ziet hij er al helemaal niet uit, maar met zijn bijna zeventig jaren behoort hij beslist tot een vroegere lichting. De muzikant lijkt over de eeuwige jeugd te beschikken.

Het geheim? Beschikken over een open geest en je omringen met jonge, inspirerende enthousiastelingen. Rietblazer Joachim Badenhorst en pianist Simon Toldam zijn jonger dan Bennink zijn eigen kinderen en de drummer koestert ze. Hij prijst ze, stelt ze veelvuldig voor aan het publiek, een streling hier en een kus daar, en hij vraagt ze zelfs of ze het goed vinden dat hij een solo speelt. De drummer was al bekend als clown, maar hij blijkt ook een echte gentleman. Met zijn eigen trio speelt hij voor het eerst in het Bimhuis, voor hem daarom een bijzondere avond, ook omdat een aantal geliefden in het publiek zit.

Het schijnt dat Bennink gerepeteerd heeft voor deze avond. Dat is uizonderlijk voor de man, die vooral bekend staat als improvisator en vertolker van freejazz. Ook nu zijn evenwel spontaniteit en vrijheid hoofdingrediënten, die een mooie balans vormen met het element van de geschreven compositie. Na een explosieve opening vliegen binnen enkele minuten de drumstokken al door de lucht. Abstracte noten vullen de atmosfeer. Het tweede nummer heeft meer melodie, die ook als zodanig herkenbaar is. Badenhorst stapelt speelse en zangerige reeksen op eenvoudige motieven door de pianist, terwijl Bennink laat zien dat hij nog altijd over buitengewone souplesse en snelheid beschikt.

Natuurlijk toont hij ook zijn theatrale kant. Vanachter zijn drumkit gekropen, zakt hij voor op het podium door zijn benen om op de houten vloer te gaan zitten roffelen. Hier komt het publiek voor. Met zijn klassieke techniek geeft hij even later een solo weg die niet uitloopt, maar zeer kernachtig is. Het knappe is, dat hij prominent aanwezig is op het podium, maar nooit domineert. Badenhorst ondertussen veroorlooft zich fratsen als het spelen zonder mondstuk op zijn klarinet, terwijl Toldam de snaren van zijn piano manipuleert. Dat kan allemaal en is ook niet zonder functie, het is verrijkend en bezit muzikaliteit, dat geldt zeker de grollen van Bennink. Je ziet het publiek denken: zo wil ik ook wel oud worden.