Felicity Provan & Friends, Zaal 100 Amsterdam, 12 juni 2012
Voor jazzmuzikanten vanuit alle windstreken is Amsterdam een waar eldorado. Al dan niet voorafgegegaan door een studie aan het conservatorium strijken ze in de Nederlandse hoofdstad neer om er nooit meer weg te gaan. Zo kan het gebeuren dat in de plaatselijke Zaal 100 de voertaal Engels is of anders wel Nederlands met een accent. Een groot deel van de Amsterdamse improscene en aanhang is er neergestreken en centreert zich rondom de van origine Australische trompettiste Felicity Provan. Zij mocht een programma verzorgen met door haar gekozen muzikanten.
Slagwerker Michael Vatcher en bassist Wilbert de Joode vormen een geteste tandem. Zij speelden vaak samen, onder meer bij stemkunstenares Greetje Bijma. Rietblazer Michael Moore is daarbij geen onverwachte gast. Betrekkelijk vreemd in het gezelschap is pianist Nora Mulder, zij komt uit de klassieke hoek, maar is wel bekend met improvisatie.
De vijf spelen geheel akoestisch, zonder enige versterking. Dat is heel goed te doen in de kleine ruimte, waar iedereen alleen komt om te luisteren naar muziek en het verder stil is. Het fijne van jazz is dat de beoefenaars ervan in het algemeen zeer benaderbaar zijn. Grote namen kunnen op een festival voor duizenden spelen en op een ander moment kun je een biertje met ze drinken aan de bar van een jazzcafé. En wat een voorrecht is het om topimprovisatoren in een zo kleinschalige omgeving als Zaal 100 te zien spelen.
"Een geavanceerde vorm van communicatie", noemt De Joode het, deze vrije manier van samenspelen zonder enige afspraak. Niemand schrijft voor hoe deze muziek moet klinken, er is geen model, geen waarheid, alles ontstaat in het moment. Intuïtie en vertrouwen lijken kernbegrippen. Een sterke persoonlijkheid is daarbij een vereiste, omdat de muzikanten initiatief moeten kunnen nemen, zonder te verwachten dat de ander daar op een bepaalde manier op reageert. Soms gaat iemand mee in een muzikale gedachte, soms komt er juist tegengas of blijkt zij vruchteloos.
Denk niet dat deze vrije improvisatie alleen maar oeverloos geneuzel bevat. Deze muziek kent de basisbegrippen melodie, harmonie en ritme, en heeft ook wel degelijk vorm en richting. Er zijn geen ellenlange solo's en de stukken zijn compact, zonder uit te waaieren. De manier waarop de vijf muzikanten op elkaar reageren is niet losgeslagen associatief, maar is invoelbaar, van ingetogen tot onstuimig en van statisch tot groovy. Deze freejazz mag dan geen leidende trend meer zijn, hij heeft anno 2012 nog volop bestaansrecht.