Fay Claassen, Kleine Zaal Concertgebouw Amsterdam, 10 december 2017
Als er iets nieuws komt in de muziek, betekent dat niet automatisch dat het oude verdwijnt; het is vrij gangbaar dat het oude blijft bestaan naast het nieuwe. Hiphop en elektronica modelleren nu de jazz, maar er wordt ook nog ouderwets geswingd, zeker nu er een grote populatie is van senioren.
Aan vocalist Fay Claasen kun je dat wel overlaten, door haar uitgekiende timing gaat het vanzelf swingen, zelfs zonder drums. Aan de andere kant van het spectrum zijn tere ballads bij haar ook in goede handen.
Zij kan dit doen dankzij het gezelschap van musici met een grote staat van dienst, die nog lang niet belegen zijn: pianist Karel Boehlee, gitarist Peter Tiehuis en bassist Theo de Jong. Ongelukkig is de gastrol van saxofonist Toon Roos; hij is een uitstekend musicus, maar zijn tenor is te ruig voor dit ensemble en zijn sopraan veel te hard.
Claassen is een warme persoonlijkheid, die aanvankelijk wat geforceerd overkomt, maar gaandeweg aan spontaniteit wint. Dan lijkt ze ook te kunnen genieten, wat haar performance en klank ten goede komt, en ook haar scats. Het spel van Tiehuis krijgt ook meer profiel, met name bij de vertolking van Blackbird. Het groepsgeluid is overzichtelijk, wat de frontvrouw helpt om intimiteit te suggereren. Verrassend is, dat Claassen, Tiehuis en De Jong ineens letterlijk de koppen bij elkaar steken voor een frivool koortje, als afsluiting van het toch al prettig losse One trick pony. De echte afsluiter is een enorme falsetuithaal, waarna Claassen een gebaar maakt alsof ze zeggen wil: zo, die zit. Dat is zeker zo.
Claassen pretendeert niet een vernieuwing te initiëren of een revolutie te ontketenen; ze pretendeert wel bestaand repertoire te vertolken als een persoonlijkheid die het op de manier doet zoals zij dat zelf wil en die haar past. Dat maakt ze ook waar.