Dave Holland, Chris Potter, Lionel Loueke & Eric Harland, Bimhuis Amsterdam, 14 juli 2015
Ze duiken geregeld op in Amsterdam: muzikanten die in een band van Miles Davis hebben gespeeld. Het is onvermijdelijk om hieraan te refereren, en inderdaad, het lijkt altijd weer een aanbeveling. Bassist Dave Holland speelde bij de trompettist rond het jaar 1970 en was medevormgever van de legendarische albums In a silent way en Bitches brew. Hij bouwde daarna een solocarrière op als bandleider en componist. Met zijn band Prism speelde hij onlangs nog in Amsterdam.
Zijn collega's in het Bimhuis vanavond hebben misschien een iets minder indrukwekkend CV, maar hebben hun sporen wel verdiend. Chris Potter is als saxofonist een voorbeeld voor veel jonge rietblazers en speelde met Pat Metheny, Joe Lovano en Steely Dan. Gitarist Lionel Loueke en drummer Eric Harland zijn ook al zeer gerenommeerd en maken deze supergroep compleet. Hun ervaring is af te lezen aan het grote gemak waarmee ze spelen. De moeilijkste grepen lijken Potter en Loueke geen enkele moeite te kosten. Harland slaat lachend de meest ingewikkelde figuren en Holland glijdt probleemloos over de hals van zijn contrabas.
Ze hebben nog niet vaak in deze bezetting gespeeld, maar dat is voor jazzmuzikanten niet van belang. Die beschikken over een communicatieve antenne die de kennismakingsfase vlot doet verlopen en een intensieve omgang mogelijk maakt. Potter en Harland speelden overigens eerder bij Holland. In het Bimhuis staat er een echte band en geen optelsom van individuen. Het viertal gaat lang niet voluit , maar in de loop van het concert begint het steeds meer te broeien en krijgt het experiment volop kans. Er is geen echte bandleider en daarom kan Loueke heel veel ruimte nemen. Hij blinkt uit in ritmiek en soleert uitgebreid met staccato noten. Zijn frasen zijn afgemeten. Hij probeert van alles uit, al dan niet voorzien van exotische effecten. Zijn samenspel met Potter is prikkelend.
Holland beperkt zich grotendeels tot begeleiden, maar als hij dan een paar keer soleert, is het van een grote schoonheid. Zijn basnoten zijn krachtig en toch subtiel, met een grote souplesse gespeeld. Potter laat een machtig tenorgeluid horen en doorloopt met groot gemak verschillende registers. Als hij sopraansax speelt, doet hij dat met een prachtige, zachte toon. Ondertussen stuurt drummer Harland al dit moois doeltreffend aan. Hij speelt zeer gevarieerd, is prominent aanwezig, maar domineert nooit. In het samenspel met Holland anticipeert hij vaak verrassend en altijd adequaat.
De lange nummers met dito solo's doen vermoeden dat hier een jarenzeventigband aan het werk is. Tekenend is dat de eerste set vijf kwartier duurt. Het had allemaal bondiger gekund en het vuur had wat eerder op mogen laaien, maar deze topmuzikanten steken nog altijd ver boven de middelmaat uit. Miles Davis zou het wellicht allemaal prachtig hebben gevonden.