Branford Marsalis interview

Interview Branford Marsalis, Mövenpick Hotel Amsterdam, 20 november 2014

Hij ploft neer, zet zijn benen wijd, laat zijn armen breeduit hangen en zakt diep weg in de luie bank in de lobby van het hotel. Branford Marsalis is moe, doodmoe, dat had de manager al gezegd. Een uitgebreide tour met het kwartet eist zijn tol. Hij is nu vier dagen in Amsterdam voor het International Saxophone Festival SAX14 als artist in residence en staat een dag later solo in Hamburg, waarna het even stil is. Even, want een paar weken later begint de Amerikaanse tournee, die hem onder meer langs Washington, Philadelphia en Pittsburgh voert.

Marsalis verschijnt in eerste instantie exact op het afgesproken tijdstip, maar komt alleen zeggen dat hij eerst nog een rehearsal heeft met het Nederlands Kamerorkest. Dat betekent dat de saxofonist tijdens het te voeren gesprek alleen maar meer moe zal zijn, maar het geeft de interviewer extra voorbereidingstijd, die vooral in mentale zin van nut kan zijn, want de Amerikaan lijkt niet al te goedgemutst te zijn. Als Marsalis voor een tweede keer opdaagt en in de kussens verdwijnt, herpakt hij zich al gauw en laat zich gewillig meevoeren naar de bar, waar het rustig is en het gesprek aan een cafétafel plaats kan vinden. "Let's do it", zegt hij, "let's do the interview". 

Tijdens het gesprek kan er twee keer een glimlach af, de eerste keer als de interviewer hem feliciteert met zijn vader die twee dagen eerder tachtig is geworden, en de tweede keer als hij de grap maakt dat Nederlanders beter Engels spreken dan Amerikanen. Het overgrote deel van de antwoorden van Marsalis verloopt in afgemeten zinnen met een negatieve toon. De man is niet per se onaardig of onwillig, maar hij lijkt het allemaal maar moeilijk op te kunnen brengen. Als de interviewer het gesprek afrondt, de saxofonist bedankt en een hand geeft, weet die niet hoe snel hij weg moet komen. 

Zover is het nog niet. Marsalis is op SAX14 voor optredens in het Bimhuis en in het Muziekgebouw aan 't IJ met repectievelijk jazz- en klassiek repertoire, en voor een masterclass saxofoon. Een programma voor de masterclass van de volgende dag heeft hij niet, hij gelooft dat het om jazzstudenten gaat, maar zeker weten doet hij dat niet. Hij ziet wel hoe het loopt: "Het hangt ervan af waar ze mee komen." Gevraagd of hij in het algemeen veel talent ziet rondlopen, antwoordt hij resoluut "nee". Hij legt uit dat de technische vaardigheden bij de huidige generatie jazzmuzikanten sterk ontwikkeld zijn, maar dat het schort aan passie en muzikaliteit. "De jazzmuzikanten die zijn komen bovendrijven doen nu pop en film, zoals Terence Blanchard." 

Marsalis geeft de volgende tien minuten een ontluisterend college: "Vrienden die ik als normaal beschouw luisteren niet naar jazz. Er ligt in de jazz veel te veel nadruk op de solo, muzikanten zijn alleen nog geïnteresseerd in hun eigen solo's. Als ze niet aan de beurt zijn, zijn ze niet betrokken. De muziek is verworden tot een voertuig voor de solo. De jazz heeft niet de improvisatie uitgevonden, die bestond al in de barok. De jazz vond swing uit, maar waar is de dans gebleven in de jazz? De uitbundigheid, de extraversie is verdwenen, op de podia zie je alleen maar introverte spelers die alleen met zichzelf bezig zijn en geen enkel contact maken met het publiek. Alle grote musici in het verleden waren extravert, kijk naar Duke Ellington." En dan over vernieuwing: "Innovatie is een illusie, het systeem waarin gespeeld wordt is nu bepalend, en niet de sound." Als het over hedendaagse boegbeelden gaat als Vijay Iyer of Jason Moran, haalt hij zijn schouders op, hij is niet onder de indruk.

"Jazz heeft de aansluiting met de beeldcultuur gemist. Het is tegenwoordig eerst zien en dan horen. Wie luistert er nog sec naar muziek? Mensen schenken een glas wijn in en presenteren een kaasplankje. Dan zetten ze muziek op en gaan zitten praten. Als ik muziek op zet, ga ik puur zitten luisteren." "Er wordt nu veel muzikantenmuziek gespeeld. Muzikanten luisteren heel anders naar muziek dan normale mensen. De vader van mijn bassist weet helemaal niets van muziek. Ik liet hem eens een stuk twee keer horen, de eerste keer zoals het gespeeld hoort te worden, de tweede keer met foute noten. Ik vroeg hem: 'Wat vond je beter, de eerste uitvoering of de tweede, of hoor je geen verschil?' Hij hoorde geen verschil. Zo zal het bij de meeste mensen zijn. De meesten zijn alleen ontvankelijk voor een mooie melodie of een aanstekelijk ritme." 

Dat zullen de aanwezigen bij het concert met het Nederlands Kamerorkest ontgetwijfeld ook zijn. Marsalis is uitermate tevreden over de rehearsal die hij vóór het interview hield. Het gaat hier dan ook niet om jazz, maar om hedendaags klassieke muziek. De saxofonist klinkt eventjes enthousiast als hij uitroept dat hij het orkest fantastisch vindt: "Iedere positie is uitstekend bezet en het ensemble heeft een geweldige sound." Marsalis speelt de volgende dag in het Muziekgebouw aan 't IJ het eerste saxofoonconcert van de Engelse componist Selly Beamish, met wie hij goed bevriend is. "Zij schrijft heel melodieus, niet in de sfeer van soundscapes, maar met heel sterke thema's." Beamish was 's middags zelf aanwezig bij de repetities, waar zij solist en orkest van aanwijzigingen voorzag. Ook de uitvoering zal zij bijwonen.

Een dag later zal Marsalis opdagen als mystery guest in het Bimhuis. De jazzzaal is strak uitverkocht, want er was als verrassing een wereldberoemde gast aangekondigd. Dat die persoon Marsalis zou zijn, gonsde al rond, want die was immers in de stad vanwege SAX14. De saxofonist speelt superieur, maar een zekere gemakzucht  valt niet te ontkennen. Misschien is het ook hier de vermoeidheid die hem parten speelt, echte gedrevenheid blijft uit. Die zal hij die maandag in Hamburg toch uit moeten stralen, want dan kan hij in zijn soloconcert niet steunen op een begeleidingsband.   

Het Hamburgse optreden zal een integrale uitvoering zijn van het soloalbum In my solitude, dat Marsalis in de herfst van 2014 uitbracht. Die plaat werd opgenomen in Grace Cathedral in San Francisco voor live publiek in oktober 2012. Ieder jaar wordt een musicus van naam gevraagd hier een concert te verzorgen. De akoestieke eigenschappen van een kerkgebouw zijn vaak heel flatterend, maar kunnen ook zorgen voor een ongewenste galm, die de noten een onwerkelijke lengte meegeeft. Daarom hield de saxofonist op In my solitude zijn klank betrekkelijk klein, zonder veel uithalen of supersnelle coloratuur. "Natuurlijk heb ik mijn spel aangepast", zegt hij daarover. "Stilte is je beste vriend." "De muziek is zorgvuldig geselecteerd met de ruimte van het godshuis in het achterhoofd, zonder dat alles per se jazz moest zijn. Het album is een combinatie van jazz, klassieke muziek en improvisaties. Ik moest uitkijken dat door de akoestiek niet alles hetzelfde ging klinken." Marsalis speelde in de kathedraal ook een stuk van Carl Philipp Emanuel Bach , oorspronkelijk voor hobo, dat eveneens op het album is terecht gekomen. "Zo'n klassieke sonate kost maanden om in te studeren, ter vergelijking: een jazztune heb ik zo onder de knie." Marsalis is erg blij met Bach op zijn plaat, hij vind dat de sonate geweldig klinkt op zijn saxofoon in de kerkruimte.

Ten slotte gaat het gesprek nog even over pop, maar op dat terrein valt weinig te melden. Marsalis lijkt zich momenteel vooral bezig te houden met klassieke muziek, maar dat ontkent hij. "Bij mij is er geen verschil in benadering tussen jazz, pop en klassiek, die zie ik als één geheel." Wel kan hij melden dat zijn band Buckshot Lefonque met een nieuw album uitkomt, na lange tijd. Of hij nog met Sting of Bruce Hornsby gaat samenwerken weet hij niet en wanneer hij weer in Nederland is, weet hij ook niet. Eén ding is zeker: hij verlangt naar een lange, lange nacht slaap.