Kurt Rosenwinkel

Kurt Rosenwinkel's Time Machine, People's Place Amsterdam, 16 oktober 2011

Vier virtuozen op één podium lijkt te veel van het goede. Individuele prestaties kunnen dan ten koste gaan van het collectief omdat ze elk om voorrang dringen. Muziekmaken is in de eerste plaats samenspel en niet zozeer het etaleren van techniek. Bij Kurt Rosenwinkel's Time Machine is het notabene de bij uitstek bedreven gitarist Rosenwinkel zelf, die zich in het soleren beperkt ten dienste van de composites.

Het gaat deze muzikanten niet om virtuositeit, hoe overdonderend de duizelingwekkende coloratuur van Andrew D’Angelo's spel op altsaxofoon en basklarinet ook is, en hoezeer de breaks en gedubbelde ritmes van drummer Nasheet Waits ook bewondering afdwingen. De vier kennen wel degelijk een zekere dadendrang, met name de slagwerker. Zelfs bij een rustig nummer als een ballad kan Waits het niet laten om veelvuldig roffels te slaan en accenten aan te brengen. Een hem toegekende solo werkt kennelijk bevrijdend, als hij die allerminst obligaat heeft ingevuld, is de ergste onstuimigheid eraf.

Zo gaat de meeste aandacht uit naar de rietblazer en de drummer, hoewel bassist Eric Revis een bliksemactie uitvoert met zijn kortstondige solo. Rosenwinkel zelf treedt niet echt als bandleider en gitarist op de voorgrond en zit ook nog eens de helft van de tijd achter de vleugel. Gedurende het hele concert valt hij slechts op een paar briljante licks te betrappen, een bewuste keus van de man die wel alles kan en in het voetspoor treedt van Pat Metheny en John Scofield als een van de belangrijkste hedendaagse jazzgitaristen. Op piano is zijn zeggingskracht gering, zijn spel is zoekend, de noten stromen niet, maar lijken eerder te stagneren.

De band is nog niet zo lang bij elkaar. Vooral in de opening, het eigen nummer Whispers of Love, ontbreekt eenheid. Het stuk is slepend en stemmig, en ontwikkelt zich moeizaam tot een monumentale uitspatting. Het vraagt veel concentratie, zowel van spelers als publiek, misschien niet zo handig als start. Het repertoire bestaat verder uit standards, zoals Eyes so beautiful as yours van Elmo Hope, en eigentijds werk. In een nummer van avant-gardist Chris Speed slaat de vlam echt in de pan, met een gezamenlijke, vrije improvisatie.

Dan is het alweer tijd voor het laatste nummer, een gloedvolle ballad. Na één set van krap een uur vindt de band het mooi geweest. Een toegift voor het gretige publiek zit er niet in. Rest de gedachte dat Rosenwinkel vooral moet doen waar hij goed in is, en dat is gitaarspelen.