Gregory Porter

Gregory Porter, Paradiso Amsterdam, 10 september 2012

Het waren waarschijnlijk geen ontwakende sterallures, kennelijk was de planning gewoon te krap. In ieder geval liet coming man Gregory Porter het nerveuze publiek ruim een half uur wachten, want elders in de stad moest hij eerst in een televisieprogramma optreden. De man is in het land, profiteer ervan.

Porter is niet alleen vertolker, maar ook schrijver van zijn eigen songs, hoewel ook standards tot zijn repertoire behoren. Hij had een flitsende start van zijn carrière, zijn debuutalbum Water werd meteen opgepikt door de media en genomineerd voor Best Jazz Vocal Album bij de Grammy Awards. Vooral Jools Holland en Jamie Cullum waren belangrijke promotors. Afgelopen zomer zorgde hij voor een hoogtepunt op North Sea Jazz en terwijl hij begin dit jaar nog in Bitterzoet stond, verkoopt hij nu de grote zaal van Paradiso uit. 

Zoals alle grote jazzmuzikanten heeft Porter een karakteristiek geluid, dat zodanig eigen is dat van verwarring met wie dan ook geen sprake kan zijn. Ook niet met Nat King Cole, diens leermeester. Zijn diepe bariton sluit prachtig aan bij het lagere register van saxofonist Yosuke Sato. Porters stembeheersing is respectabel, zijn klank blijft mooi in tact, ook in de hogere regionen en bij grotere dynamiek. Hij kan een hoge noot lang aanhouden op zachte toon. Porter weet zijn gezongen boodschap op overtuigende wijze over te brengen, zonder al te veel fratsen of handigheidjes, op robuuste, maar soepele en wendbare wijze. Een enkele keer permitteert hij het zich om met zijn falset uit te halen en op enig moment begint hij te scatten. 

De bandleden krijgen ondertussen volop gelegenheid om in solo's te excelleren, allen komen aan bod. Daarin is dit optreden toch een echt jazzconcert. Pianist Chip Crawford zoekt vanachter zijn vleugel de randen op van de welluidendheid met zijn gewaagde escapades. De meeste aandacht gaat uit naar saxofonist Sato, die effect lijkt na te jagen met zijn razende loopjes en snelle schakelingen van hoog naar laag, maar daarbij uiterst effectief opereert. In het aangrijpende, want breekbare God Bless the Child speelt hij een wonderschone, sensitieve solo. Zo is dit optreden er een van emotionele rijkdom en muzikale kwaliteit. Dat het wat voorspelbaar wordt in de opbouw met keurige afwisseling van langzamere en snellere nummers, is van ondergeschikt belang. Een verrassend hoogtepunt komt er evengoed wel in de vorm van de geëngageerde kraker 1960 What?  waarin jazz, soul en gospel bijeenkomen in een bewogen slot.