Franz von Chossy, Alex Simu, Sabine Kühlig

Franz von Chossy, Alex Simu, Sabine Kühlig, Orgelpark Amsterdam, 28 januari 2012

Plotseling klinkt muziek, maar waar komt die vandaan? Ongetwijfeld van een van de zeven orgels die het Orgelpark rijk is, maar welke? Halzen reiken, maar de speler blijft onzichtbaar. Iedereen weet dat hij toetsenist Franz von Chossy moet zijn, die vanavond speelt met rietblazer/fluitist Alex Simu, en zangeres/saxofonist Sabine Kühlig. Toch is deze opening mysterieus, verrassend.

De muziek zwelt aan tot barokachtige proporties, met veel versieringen. Het basregister gaat vol open. De klanken ontwikkelen zich tot minimal music, met repeterende patronen. Invloeden uit de jazz blijken in de ritmiek. Als het geluid een hoogtepunt bereiken door een zekere pompeusheid, maakt zich een gestalte los uit de donkerte naast het podium. Het is klarinettist Simu, die zich al lopend en spelend in het spel mengt en zich presenteert aan het bevangen publiek. Von Chossy houdt lange noten aan die langzaam wegsterven. Na deze bijzondere entree kan de avond eigenlijk al niet meer stuk, en dan moet Kühlig nog aantreden met haar innemende charmes.

Het repertoire in het Orgelpark is vanavond zeer gevarieerd. Stukken van Von Chossy, maar ook werk van Sonny Rollins en Debussy, en standards als My Funny Valentine, dat met gebruik van kerkorgel nieuw en fris aandoet in een gedragen uitvoering, die slepend langzaam klinkt. Kühlig ontpopt zich als presentator van de avond, die de verbindende teksten uitspreekt, en ze doet dat met een vanzelfsprekend elan, alsof ze de toeschouwers grote geheimen deelachtig maakt.

In haar zang is Kühlig onderscheidend door de suggestie van intimiteit, de onvoorspelbaarheid van haar scat en de wendbaarheid van haar stem. Als performer en verhalenverteller is zij een overtuigende persoonlijkheid. Von Chossy toont zich een meester van goede smaak, hij klinkt dynamisch waar dat kan, maar bescheiden waar dat moet. Heel delicaat en subtiel gedoseerd kan hij spelen. Zijn composities zitten goed in elkaar, maar soms stopt hij te veel ideeën in één nummer. Ondertussen loopt hij van piano naar orgel, van orgel naar harmonium en weer terug. Simu beperkt zich meer in zijn bewegingen, hij is opperst geconcentreerd, wat zich uit in een grote beheersing, maar welzeker met lyriek.

Het optreden eindigt even verrassend als het begon, met Kühlig, die nog een nummer meespeelt op altsaxofoon, en met het gebruik van een dreunende beatbox. Het Orgelpark toont steeds weer aan dat het kerkorgel heel goed een eigentijds instrument kan zijn, daarvoor is het wel nodig dat het onttrokken wordt aan zijn traditionele context.